Onze wethouder Jan van der Meer gaat binnenkort na twintig jaar politiek actief te zijn geweest (waaronder acht jaar wethouderschap) iets anders doen. In De Gelderlander van afgelopen zaterdag hield redacteur Harm Graat een eerste afscheidsinterview met Jan. 

De wereld niet gered, de stad een beetje

Na ruim twintig jaar, waarvan acht als wethouder, zegt Jan van der Meer de Nijmeegse politiek vaarwel.

NIJMEGEN – De wereld redden. Niks meer, niks minder.

Met beelden van kale, door zure regen verteerde naaldbomen op het netvlies, werd Jan van der Meer politiek wakker. Begin jaren tachtig. „Ik was vrij radicaal”, grin­nikt hij. „Had als adolescent een visioen van een ideale, groene we­reld, waarin iedereen z’n eigen groenten verbouwde, werkte op het land. Maar óók dat er dan ’s avonds werd gefeest en dat ie­der dorp z’n eigen brouwerij had; ik was toen al een Bourgondiër.”

Later werd Joschka Fischer van Die Grünen – minister op gym­pies – zijn held, rolde hij van De Groenen naar GroenLinks. Nu, twintig jaar nadat hij de Nijmeeg­se politiek instapte en na acht jaar wethouderschap, zwaait hij af.

Hoe zullen we over tien jaar aan wethouder Jan van der Meer terug­denken in Nijmegen?

„Dan denk je aan de man die een energierevolutie in deze stad in gang heeft gezet. Op naar een energieneutrale stad in 2045! Daarin zijn wij koploper in Neder­land, juist omdat we hier al zo vroeg zijn begonnen, in 2006, vóór Al Gores film. In die tijd werd nog lacherig over duurzaamheid gedaan. Er zat ook geen lijn in het beleid. Ik hield mijn ambtenaren voor: er is daar buiten een oorlog te winnen. Heb ze omgeturnd van beleidsmede­werkers naar campagnemedewer­kers. Hup, de straat op, de stad in, naar bedrijven toe. Het Nijmeegse bedrijfsleven heeft me trouwens aangenaam verrast: dat is echt een partner geworden. Het wérkt. Het energieverbruik in de stad lag in 2012 al 7 procent lager dan in 2008.”

En nu maar afwachten of uw opvol­ger dat groene beleid voortzet.

„Ik hóóp het. In de verkiezings­campagne heb ik me er wel zor­gen om gemaakt. Het woord ‘duurzaam’ kwam in de meeste verkiezingsprogramma’s niet voor. Beschamend. Kennelijk inte­resseert het veel politici nog steeds bijzonder weinig.”

Wat ze wél interesseerde: het faillis­sement van Het Groene Hert, het door u geïnitieerde adviescentrum op het gebied van duurzaamheid. De gemeente ging voor een ton het schip in: een lening waar de gemeen­teraad niets van wist.

„Er is meer over Het Groene Hert gepraat dan over wat anders. Ja, daar heb ik wakker van gelegen. Ik vond het klote. Het Groene Hert deed het als adviespunt pri­ma, als winkel niet. Dat kan. For­meel hoefde ik de gemeenteraad niet te informeren over die lening – het was een zaak van B enW– maar dat had ik achteraf gezien wél moeten doen. Stom. Nu werd het gebruikt als een stok om mij te slaan, om verdachtma­kingen rond te strooien, terwijl er géén dingen zijn gebeurd die het daglicht niet kunnen verdragen. Ik noem het: politiek met een klei­ne p. Wethoudertje pesten.”

Hoezo? Die ton is toch weg? 

„Als je innovatief bezig bent, gaat er ook wel eens iets mis. Er staat tegenover dat we in vier jaar tijd voor 5 miljoen aan groene subsi­dies hebben binnengeharkt bij het rijk en de provincie!”

Het raakt u nog steeds. 

„Omdat mijn integriteit in twijfel getrokken werd. Ik maakte me zorgen over mijn reputatie. Ik be­doel: ik moet straks ook verder.”

Het schijnt dat u óók wakker lag van de grote verliezen die de ge­meente lijdt op de bouwgrond in de Waalsprong.

„Uit een second opinion die we in 2011 lieten uitvoeren, bleek dat we daar als gemeente een risico van 100 miljoen lopen. Ik was nieuw op dat dossier, tot dan toe had ik als wethouder te maken met projecten die een paar ton kostten, nu ging het opeens over zoveel miljoenen. Dat vóel je, als eindverantwoordelijke. Bijna li­chamelijk. Echt, dat drukt op je.” 

Al snel besloot u de hulp van D66-wethouder Bert Jeene van Fi­nanciën in te roepen. Dat riep het beeld op: het Waalsprongdossier is te complex voor Van der Meer.

„Ik zie het absoluut niet als een te­ken van zwakte. Integendeel. Bert en ik hebben heel goed samenge­werkt, samen de onderhandelin­gen over de financiële ontvlech­ting van de marktpartijen (drie grote bouwcombinaties die uit de publiekprivate samenwerking stapten, HG) tot een goed einde gebracht. We vulden elkaar aan. En ik heb me de cijfers aardig meester gemaakt, hoor.”

Het had toch iets dubbels: de man die in de jaren negentig als raadslid zo fel ageerde tegen de komst van de Waalsprong, was opeens wethouder van de Waalsprong.

„Het klopt, toen iedereen in de ja­ren negentig ‘groei is goed’ riep, riep ik dat er in de bestaande stad nog voldoende bouwlocaties wa­ren. Ik heb deels gelijk gekregen, maar ik moet toegeven dat ik des­tijds heb onderschat hoe sterk de trek naar de stad is, het urbanisa­tieproces. Dus ja, Nijmegen heeft deWaalsprong nodig.

Weet je waarom ik in 2010 graag wethouder van deWaalsprong wilde worden? Om het warmte­net te kunnen realiseren. Ik wist: dan kan ik écht meters maken op het gebied van duurzaamheid. Dit jaar is de aanleg gestart. Er worden straks 14.000 huizen ver­warmd met restwarmte van de ARN inWeurt, via buizen, onder deWaal door.”

Er is vorig jaar en dit jaar 76 mil­joen afgeboekt op deWaalsprong. Slikken en je verlies nemen. Zijn alle Waalspronglijken nu uit de kast?

„De grondexploitatie is nu op or­de. En iedereen kijkt tegenwoor­dig nadrukkelijk over onze schou­ders mee: accountants, provincie. We zijn ‘in control’, al zijn er na­tuurlijk nog best risico’s. Tegelij­kertijd: er gebeuren daar fantásti­sche dingen, zoals Plant je Vlag, het project waarbij particulieren zelf een duurzaam huis bouwen. Ik denk dat we DeWaalsprong de afgelopen jaren effectief hebben ontdaan van zijn Vinex-imago. Het is nu hip, the place to be. And the best is yet to come: de bebou­wing tegen de dijk aan, de Cita­del, het stadseiland.”

U bent volgens vriend en vijand een prima marketingman. Ideeënman, ook. Jannetje Plannetje, was lang uw bijnaam.

„Als raadslid. Kon ik wel mee le­ven. Zelf zei ik liever: Van der Meer zet iets neer.  Ik vind het heel sneu als raadsle­den alleen maar bezig zijn met wat er fout gaat. Ik vind dat je er als raadslid én als wethouder bent om iets toe te voegen. Al is het iets kleins, zoals het watertje dat in de Hezelstraat naar bene­den stroomt. Mijn kindje.”

Die tram in de Burchtstraat waar u zo voor streed, komt die er nog?

„Eh... ja. Wanneer? Hou het op 2024. Dan is de economie aange­trokken, is er weer geld voor in­vesteringen én zijn de olie- en benzineprijzen enorm gestegen. Durf eens groot te denken!”

U werd nooit gezien als een bestuur­lijk zwaargewicht. Hebben we u on­derschat?

„Misschien wel. Ik weet: ik ben niet iemand met het natuurlijk ge­zag van een Paul Depla. Maar ik breng wél creativiteit, enthousias­me, visie én ik krijg mensen daar­in mee. Resultaat telt. Ik denk dat ik kan terugkijken op een vrij suc­cesvolle wethouderscarrière.”

En wat nu? 

„Zzp’er? (lacht) Iets met duur­zaamheid, in ieder geval. Als advi­seur misschien.” 

Is de wereld dan nog niet gered? 

„Ik ben van nature een rasopti­mist. Maar ik vrees echt dat het te laat is. De klok tikt door, de kli­maatverandering die al is ingezet, is niet meer terug te draaien. Ik maak me daar grote zorgen over. Het laat me niet los.”